Richards on the Brain

Corticonuclear Tract: bestaat uit vezels afkomstig van de “primaire motorische cortex,” de “premotorische cortex,” en de “somatosensorische cortex.” Begeleidt het “corticospinale tract” dat in tandem afdaalt en divergeert om te eindigen in hun doelkernen in de “hersenstam”. Sommige van de vezels synapsen direct met “motor neuronen,” maar de meerderheid synapsen met “interneuronen.” Beïnvloeden de motorische kernen van de hersenzenuwen. (Betrokken bij) het controleren van oogbewegingen, het innerveren van de spieren van gezichtsuitdrukking, het innerveren van de tongmusculatuur, en het innerveren van de “trapezius” en andere spieren. (Patestas, 181-182) Ook wel “corticobulbar tract” genoemd.

Corticospinal Tract: begint in de primaire motorische cortex, waar neuron “cellichamen” via axonen naar beneden door de witte hersenstof en hersenstam naar het “ruggenmerg” projecteren. Het merendeel van de vezels in de tractus kruisen elkaar om de beweging van de andere kant van het lichaam te controleren. Deze kruising vindt plaats op het kruispunt tussen de “medulla” en het ruggenmerg. (Blumenfeld, 32) Axonen dalen af naar (link) in het ruggenmerg grijze stof met interneuronen, die op hun beurt (link) met (motor neuronen) die skeletspier vezels of spier rek “receptoren innerveren.” (Patestas, 176)

Corticotectal Tract: vezels ontstaan uit de visuele associatiegebieden en dalen af om te eindigen in kernen waar zij verticale, (draaiende), en vloeiende achtervolgingsoogbewegingen beïnvloeden. (Patestas, 183)

Laterale Reticulospinale Tractus: vezels eindigen op alle ruggenmergniveaus waar zij voornamelijk (in verbinding) staan met interneuronen. Hebben een “remmend” effect op “strekkers” en een stimulerend effect op “buigers”. Geeft ook “autonome” input door aan de “sympatische” en “parasympatische” neuronen van het ruggenmerg, die autonome functies zoals “pupilverwijding”, “hartslag”-modulatie en zweten bemiddelen. (Patestas, 184)

Medial Reticulospinal Tract: vezels dalen af in het ruggenmerg, eindigen, en (verbinden) met ruggenmerg interneuronen. Stimuleren ‘strekspier’ en remmen ‘buigspier’ bewegingen. (Patestas, 184)

Mediale Vestibulospinale Tractus: vezels dalen af in de hersenstam en vervolgens in het ruggenmerg en (verbinden) zich met interneuronen. (Betrokken bij) het bemiddelen van hoofdbeweging terwijl de blik gefixeerd blijft op een object. (Patestas, 185)

Rubrobulbar Tract: vezels dalen af in de hersenstam waar zij synapsen tot stand brengen met lagere motoneuronen die de spieren van de bovenste helft van het gezicht induceren. (Patestas, 183)

Rubrospinale tractus: vezels eindigen in het ruggenmerg waar zij synapsen (verbinding) tot stand brengen met interneuronen. Functie bij de controle van de beweging van de hand en de vingers. (Patestas, 183-184)

Tectospinal Tract: vezels dalen af naar de medulla, en vervolgen hun afdaling naar het ruggenmerg waar ze (koppelen) met interneuronen. Betrokken bij de bemiddeling van reflexbewegingen van de ogen en delen van de romp, opgewekt door visuele, auditieve en vestibulaire stimuli. (Patestas, 183)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.