Biografie – De officiële website van David Soul

De carrière van David Soul omspant vijftig jaar waarin hij heeft opgetreden als acteur, regisseur, producer, singer/songwriter, concertartiest en sociaal activist.

Geboren in Chicago, Illinois, op 28 augustus 1943, bracht David Solberg (Soul) de eerste twaalf jaar van zijn leven door tussen de prairies van South Dakota en de verdeelde stad Berlijn na WO II. Toen hij in 1949 arriveerde, slechts enkele weken nadat de luchtbrug van Berlijn was stopgezet en de Sovjets het verbod op weg- en treinreizen hadden opgeheven, bracht Davids vader, Dr. Richard Solberg – professor in geschiedenis en politieke wetenschappen en tevens predikant – zijn familie naar Berlijn, waar hij werkte als adviseur religieuze zaken voor de U.S. High Commission en, vanaf 1953, als hoofdvertegenwoordiger voor de Lutherse Wereld Federatie, een organisatie voor vluchtelingenhulp.

In 1953 werd Dr. Solberg benoemd tot Senior Vertegenwoordiger voor de Lutherse Wereld Federatie, een functie waarin zijn voornaamste taak was om toezicht te houden op de vluchtelingenhulp in West Berlijn, alsmede om de hereniging en herhuisvesting te vergemakkelijken van gezinnen die door de ijzeren hand van het door de communisten gecontroleerde Oost Europa uit elkaar waren gerukt en die hun leven hadden geriskeerd om naar West Berlijn te vluchten. Tegen 1956, toen de familie Solberg West-Berlijn verliet en terugkeerde naar hun huis in Sioux Falls, South Dakota, liepen bijna 6.000 mensen per week over naar de met prikkeldraad omheinde “eilandstad”. Om deze reden werd de Berlijnse Muur uiteindelijk in 1961 opgericht.

Diep geraakt door zijn ervaringen in Berlijn, waren Davids eerste gedachten over een roeping om in de voetsporen van zijn vader te treden. In 1959 raakte hij betrokken bij de Jonge Democraten van South Dakota in de uiteindelijk succesvolle campagne om John Kennedy tot president te kiezen.

David was ook een fervent sportman en honkbal was zijn eerste liefde. Na de middelbare school in 1961 kreeg de 18-jarige een professioneel honkbalcontract aangeboden bij de Chicago White Sox organisatie. Maar in zijn tweede studiejaar koos David ervoor om zijn familie te vergezellen naar Mexico City, waar zijn vader een professoraat had aanvaard aan het Collegio Americano, een graduaatschool voor jonge diplomaten. Geïnspireerd door het werk van zijn vader en de oproep van President John Kennedy om “niet te vragen wat je land voor jou kan doen, maar wat jij voor je land kan doen”, hoopte de jonge Solberg bij de diplomatieke dienst te gaan. In Mexico City leerde hij Spaans en studeerde Latijns-Amerikaanse sociaal-politieke geschiedenis. Hij sprak vloeiend Duits en Spaans.

De omweg naar het amusement was puur toeval. Het begon met een groep geradicaliseerde (anti-VS) studenten aan de Universiteit van Mexico, die als enig doel hadden Mexico te bevrijden van zijn interne corruptie en hun land te heroveren op de invloeden van grote Amerikaanse bedrijven die samenspanden met de Amerikaanse regering. “Mexico voor Mexicanen” was hun strijdkreet. Bevriend met deze studenten, gaven ze David een gitaar en leerden hem de inheemse liederen van Mexico. Terug liftend naar het Midwesten en op zoek naar werk, deed Solberg auditie voor een baan als zanger van folkmuziek in de Ten O’Clock Scholar, een koffiehuis van de Universiteit van Minnesota waar onlangs Bobby Zimmerman, alias Bob Dylan, naar New York City was vertrokken. Solberg was de enige “blonde, blauwogige Noor die een Mexicaans volksliedje kon zingen” en dankzij die Mexicaanse studenten kreeg hij de baan.

Ook in Minneapolis werd onder even toevallige omstandigheden een begin gemaakt met theater. Gehuwd op zijn eenentwintigste en met een vrouw en kind te onderhouden, had Solberg een grote ruzie over de amoureuze achtervolging van zijn vrouw door een vriend. De ‘vriend’ was acteur bij het Firehouse Theatre (later in New York heropgericht als het beroemde Cafe La Mama) en begon aan de repetities voor de première van John Arden’s Sergeant Musgraves Dance in de Verenigde Staten. ‘Diplomatie’ ging het raam uit en na een confrontatie waardoor Davids vriend niet verder kon in het stuk, nam Solberg diens rol als ‘Pugnacious Collier’ over.’

Gescheiden van zijn vrouw en wonend in het kantoor van zijn boekingsagent in Minneapolis, zette Solberg een masker op, kortte zijn naam af tot Soul, noemde zichzelf ‘The Covered Man’ en stuurde een auditieband en een foto van zichzelf als ‘The Covered Man’ naar het William Morris Agency in New York. Hij werd door het agentschap gecontracteerd, ongezien. In 1965, nu als David Soul, ontvluchtte hij het Midwesten per bus en reisde naar New York City waar hij werd gecontracteerd voor meerdere zangoptredens in The Merv Griffin Show en bij MGM Records. Zijn eerste release, The Covered Man, werd ondersteund door het Blues Project, het antwoord van de oostkust op The Rolling Stones. Zijn mantra was “Mijn naam is David Soul en ik wil bekend worden om mijn muziek,” waarna hij niet meer wilde praten. Hij droeg het masker vier maanden lang en liet zijn gezicht aan niemand zien.

Na een slechte ontvangst bij een show die hij gaf in het Caf’ Au Go Go in de Village, verwijderde hij het masker, maar bleef zijn semi-regelmatige optredens in de Griffin show voortzetten. Hij studeerde acteren in New York bij Uta Haugen en Irene Daily en kreeg zijn eerste televisierol in een aflevering van de Ivan Tors productie van Flipper (1966). In 1967 werd hij in de Griffin Show gezien door Renee Valente, een talent executive bij Colombia/Screen Gems. Soul deed auditie voor haar en tekende een contract van $250 per week bij Screen Gems dat hem naar Los Angeles bracht waar hij werd toegewezen aan het Columbia/Screen Gems “New Talent Program.”

Hij ontwikkelde zijn filmvaardigheden op de backlot van Columbia Pictures en zijn eerste televisieoptredens onder contract waren in de langlopende series, I Dream Of Jeannie en The Love Boat, beide Screen Gems producties. Hij werd ook ‘uitgeleend’ aan Paramount Studios voor een aflevering van Star Trek (1967) genaamd The Apple. In 1968 werd hij gecast als de middelste broer, ‘Joshua,’ in de Screen Gems/ABC televisieserie Here Come the Brides (met Robert Brown en Bobby Sherman) die twee jaar (52 afleveringen) liep op het ABC-netwerk.

Tijdens die periode raakte Soul ook sterk betrokken bij de anti-Vietnam Oorlogsbeweging en vocht hardnekkig en, uiteindelijk, met succes tegen inlijving in militaire dienst. Ironisch genoeg zou hij in 1971 meespelen in een van de meest gevierde anti-oorlogsfilms van die tijd, Dalton Trumbo’s Johnny Got His Gun (met Timothy Bottoms en Donald Sutherland). Na de ondergang van het ‘New Talent Program’ ging Soul freelance en speelde hij in de loop der jaren in vele afleveringen van televisieseries, waaronder The FBI, Dan August, Ironside, Medical Center, Cannon, All in the Family, The Streets of San Francisco, MacMillan and Wife, Perry Mason, Crime Story, The Young Riders (twee-parter), en nog veel meer.

Als acteur speelde Soul de hoofdrol of speelde hij mee in meer dan 700 uur aan nationale en internationale films, televisiedrama en televisieprogramma’s, waaronder hoofdrollen in Jeffrey Bloom’s film Dogpound Shuffle (1973) met Ron Moody, en Bloom’s The Stick-Up (1977 met Pamela McMyler). Clint Eastwood’s Magnum Force (1973) betekende een grote doorbraak voor Soul – een rol die de aandacht trok van producer Aaron Spelling en hem de rol van ‘Hutch’ opleverde in de internationaal bejubelde televisieserie Starsky and Hutch (1974-1979) met Paul Michael Glaser. Eerder had Soul ook al de hoofdrol gespeeld in de serie Owen Marshall, Counselor at Law met Arthur Hill (13 afleveringen, 1972). In 1982 krijgt hij de rol van Rick aangeboden in David Wolper’s, wellicht slecht opgebouwde, TV-productie van Casablanca (5 afleveringen met Hector Elizondo, Scatman Crothers, en Ray Liotta). Vervolgens, in 1983, kreeg hij de rol van ‘Roy Champion’ in de Warner Brothers/John Wilder productie, The Yellow Rose (22 afleveringen, 1983-84 met Sam Elliot, Cybil Shepard, Edward Albert, en Susan Anspach).

In 1987, speelde hij in Aaron Spelling’s productie van Harry’s Hong Kong (China Hand (ook een pilot van een TV serie) met Mel Harris, David Hemmings, en Julia Nickson. In 1989/90 speelde hij de rol van ‘Westy’ in de Stephen J. Cannell/NBC-productie van UNSUB (8 afleveringen), de voorloper van series als The X-Files en CSI: Miami.

Soul speelde ook in opmerkelijke tv-films en miniseries als Little Ladies of the Night (1977) met Louis Gossett Jr. en Linda Purl; de cult tv- en filmklassieker Stephen King’s Salem’s Lot (1979), geregisseerd door Tobe Hooper met James Mason en Bonny Bedelia; Homeward Bound (1980) met Barnard Hughes en Moosie Drier; Rage (1980) met James Whitmore en Yaphet Kotto; The Manions of America (1981) met Kathleen Beller, Pierce Brosnan, Anthony Quayle, en Linda Purl; World War III (1982) met Brian Keith, Jeroen Krabbe, en Rock Hudson; Ken Follett’s The Key to Rebecca (1985) met David Hemmings, Cliff Robertson, Season Hubley, Anthony Quayle, en Robert Culp; The Fifth Missile (1986) met Sam Waterston en Robert Conrad; The Hanoi Hilton (1987) met Michael Moriarty en Jeffrey Jones; In the Line of Duty: The FBI Murders (1988) met Michael Gross, Ronnie Cox, en Bruce Greenwood; The Secret of the Sahara (1988) met Ben Kingsley, Michael York, en Andie MacDowell; So Proudly We Hail (1990) met Edward Hermann.

Met zijn mentor, producer Renee Valente, coproduceerde Soul en speelde hij de hoofdrol in Swan Song (1980) voor 20th Century Fox en het ABC Television Network, met Jill Eikenbury, Bo Brundin en Slim Pickens in de hoofdrollen.

Soul heeft meerdere afleveringen geregisseerd van televisieseries als Starsky and Hutch, Miami Vice en Crime Story van Michael Mann, China Beach, Hunter, Heart of the City, In the Heat of the Night en heeft ook geproduceerd en geregisseerd voor het theater: (The Dead Monkey (1999) van Nick Darke; Sam Shepard’s Fool For Love (2000). Soul heeft drie filmdocumentaires geproduceerd en geregisseerd: A Dangerous Memory (1980)-interviews met de overlevenden van het verzet tegen Hitler door leden van de Belijdende Kerk in Duitsland; Water (1981)-een onderzoek naar de slinkende watervoorraden in het westen van de VS en de gevolgen van het misbruik ervan voor boeren, veeboeren en inheemse Amerikanen. Soul financierde, produceerde en regisseerde ook mee The Fighting Ministers, een documentaire die werd uitgezonden op PBS’s Frontline – het controversiële verhaal over de sluiting van de staalindustrie in Pittsburgh tussen 1982-1985 en de gevolgen daarvan voor de gemeenschappen in de Monongahela River Valley. De betrokkenheid van zijn broer dominee Daniel Solberg namens de werklozen bij het protest tegen het besluit om negen van de tien hoogovens te sluiten, waardoor 250.000 mannen en vrouwen zonder werk kwamen te zitten, kostte Daniel zijn eigen baan, zijn huwelijk, vier maanden gevangenisstraf en leidde tot zijn ontzetting uit het ambt wegens “gedrag dat een dominee niet betaamt.”

Als singer/songwriter heeft Soul vijf albums gemaakt: David Soul (1976), Playing to an Audience of One (1978), Band of Friends (1980), The Best Days of My Life (1982), en Leave a Light On (1998). Hij bracht ook een compilatiealbum uit, Looking Back: The Very Best of David Soul (2009). Soul heeft verschillende internationale nummer 1-hits: Don’t Give Up On Us (1976) en Silver Lady (1977), en heeft drie andere in de top 12 geplaatst in het V.K. Met zijn band heeft Soul uitgebreid getoerd in de V.S., het V.K., het Verre Oosten, en Zuid-Amerika, en heeft uitverkochte concerten gegeven in het Greek Theatre in Los Angeles, Radio City Music Hall in New York, The Sports Palace in Monte Carlo, The Festival Hall in Londen, evenals een Royal Command Performance ter ere van het Jubileum van de Koningin in 1977. In 1994, na 27 jaar in Los Angeles, vertrok hij omdat hij ‘het gehad had’ met de business van Hollywood. Hij reisde naar Nieuw-Zeeland en vervolgens naar Australië, waar hij de hoofdrol speelde in Blood Brothers van Willy Russell. Vervolgens verhuisde hij in 1994 naar Parijs, waar hij de hoofdrol vertolkte in twee miniseries, Les Filles Du Lido (1995) met Annie Girardot, Francis Huster en Line Renaud, en Sandra-Princesse Rebelle (1995) met Maria Verdi en Jean-Claude Bialy, beide voor TF1 in Frankrijk.

In 1995 werd Soul door Bill Kenwright uitgenodigd naar Groot-Brittannië te komen voor het toneelstuk Catch Me if You Can, en sindsdien heeft hij de afgelopen vijftien jaar in Londen gewerkt voor theater, televisie en film.

In het theater toerde hij door Engeland en Schotland in producties als Michael Redgrave’s bewerking van Henry James’ The Aspern Papers (1996); David Mamet’s Speed-the-Plow (1998); Ira Levin’s Deathtrap (2002); en de Cole Porter musical, Anything Goes. Op West End speelde Soul in producties als The Dead Monkey van Nick Darke (1999) en Sam Shepard’s Fool For Love (2000), die hij beide ook regisseerde. Andere West End-producties waarin hij de hoofdrol speelde zijn: Alan Ayckbourn’s Comic Potential (1999/2000); Stewart Lee en Richard Thomas’s Jerry Springer-The Opera (2004/05); de musicals, Blood Brothers van Willy Russell en Jerry Herman’s Mack and Mabel (2004/05).

Televisie- en filmaankomsten van Soul in Groot-Brittannië zijn persoonlijke optredens in Little Britain, Top Gear, Harry Hill en Maestro, plus dramatische rollen in Dalziel and Pascoe, Holby City (twee afleveringen), Agatha Christie’s Poirot: Death on the Nile, en Jerry Springer-The Opera. Zijn Britse filmrollen zijn onder meer Tabloid, That Deadwood Feeling, en Puritan. Onlangs speelde hij mee in de Franse productie van Christian Carions film Farewell (2009) met Emir Kusturica, Guillaume Canet, Fred Ward en Wilem Defoe. Soul had ook een cameo rol met Paul Michael Glaser in Starsky and Hutch: The Movie.

Op dit moment is Soul drie filmprojecten aan het ontwikkelen: een drie bij een uur durende documentaire serie genaamd Cuba: The Mystery Explored; een andere, zijn documentaire over zijn missie om Ernest Hemingway’s Chrysler New Yorker uit 1955 te restaureren, getiteld Cuban Soul; en een film, The Passion and the Poetry of Pablo Neruda. Soul heeft zowel de Amerikaanse als de Britse nationaliteit. Hij is getrouwd met Helen Snell-Soul en heeft zes kinderen uit eerdere huwelijken. Zijn jongste dochter, China Soul (ook een Amerikaans / Brits staatsburger en woonachtig in het Verenigd Koninkrijk), heeft haar eerste album, Secrets & Words, geschreven en opgenomen. Dit album is geproduceerd door Chaz Jankel van Ian Dury and the Blockheads en is uitgebracht in oktober 2010.

David is ook een actieve supporter van The Animals Voice en haar kruistocht tegen dierenmishandeling, specifiek met betrekking tot de redding van de ongelukkige honden en katten van de Aziatische vleeshandel, evenals de wilde paarden van Amerika en andere bedreigde wilde dieren. Als vader van zes kinderen en zeven kleinkinderen, is David evenzeer bezorgd over hun toekomst en ons hele wereldwijd gedeelde milieu.

Meer recent, in de lente van 2020, bracht het in het Verenigd Koninkrijk gevestigde Demon Records/BBC een 44 nummers tellende, drie-CD set uit, evenals een 14-track ‘gouden’ vinyl album, bestaande uit Davids hits en vele andere favorieten afkomstig van zijn vijf eerdere albums. Beide releases zijn toepasselijk getiteld, DAVID SOUL GOLD.

In eind oktober 2020, creëerde en regisseerde David een korte film/documentaire genaamd AMERICA, gebaseerd op een nummer met dezelfde naam. Het lied, geschreven door Jack Murphy en opgenomen door David 40 jaar geleden, werd nooit uitgebracht – tot nu. De non-profit film, geproduceerd door Me and Thee Productions en GRATIS beschikbaar via alle sociale media, onthult het verhaal van Amerika zoals geïllustreerd in de songteksten van het lied – van haar slavenhandel begin in 1619, via de jaren voorafgaand en inclusief de strijd voor de burgerrechten, tot de inspirerende, wereldwijde, en langverbeide Black Lives Matter beweging.

De grote stad Londen is Davids thuis waar hij meer dan tien jaar huwelijk viert met zijn Soulmate, Helen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.