Classificatie & Verspreiding

In het algemeen kunnen de leden van de orde vliesvleugeligen beschouwd worden als ecologische specialisten. De meeste soorten zijn tamelijk nauw aangepast aan specifieke habitats en/of specifieke gastheren. Hun opmerkelijk succes als taxon heeft waarschijnlijk meer te maken met hun immense scala van gedragsaanpassingen dan met enig fysisch of biochemisch kenmerk. De vliesvleugeligen zijn naast de Isoptera (termieten) de enige orde die complexe sociale systemen met arbeidsverdeling hebben ontwikkeld.

Herbivoor komt veel voor bij de primitieve vliesvleugeligen (suborde Symphyta), bij de galwespen (Cynipidae), en bij sommige mieren en bijen. De meeste andere vliesvleugeligen zijn roofdieren of parasieten. De grote jachtwespen zijn behendige roofdieren die insecten (of spinnen) vangen en verlammen als voedsel voor hun nakomelingen. De grootste verscheidenheid wordt echter aangetroffen onder de vele families van parasitoïde wespen, waarvan de larven zich inwendig voeden met de levende weefsels van andere geleedpotigen (of hun eieren). Deze insecten doden uiteindelijk hun gastheer, maar niet voordat ze hun eigen larvale ontwikkeling in diens lichaam hebben voltooid. Ondanks hun geringe grootte en hun karakteristieke beperkte gastheerbereik zijn deze wespen zeer talrijk en oefenen zij een enorme invloed uit op de populatiedynamiek van vele andere insectensoorten.

De meeste vliesvleugeligen hebben betrekkelijk ongespecialiseerde mandibulaire monddelen. Een uitzondering wordt gevonden bij de bijen (superfamilie Apidoidae) waar de maxillae en labium gemodificeerd zijn tot een proboscis die werkt als een tong om nectar uit bloemen te verzamelen. Bij deze insecten worden de onderkaken gebruikt om stuifmeel en was te verzamelen of te manipuleren.

Met uitzondering van de werkmieren hebben de meeste volwassen Hymeoptera twee paar vleugels. De voor- en achtervleugels zijn met elkaar verbonden door haken (hamuli) langs de voorrand van de achtervleugels die in een vouw aan de achterkant van de voorvleugels grijpen. Tijdens de vlucht werken beide vleugels samen om één enkel aërodynamisch oppervlak te vormen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.