De Eerste Franse Republiek

De tweede revolutie

De opstand van 10 augustus 1792 hield de Pruisische opmars naar de hoofdstad natuurlijk niet tegen. Terwijl enthousiaste contingenten vrijwilligers naar het front vertrokken, hield de angst voor contrarevolutionaire complotten de hoofdstad in zijn greep. Journalisten als Jean-Paul Marat wezen op de gevangenissen die barstten van zwervers en misdadigers, maar ook van weerspannige geestelijken en royalisten, en vroegen zich af wat er zou gebeuren als verraders de gevangenissen zouden openbreken en deze hordes fanatici en struikrovers zouden vrijlaten. Als antwoord namen de Parijzenaars het recht in eigen hand met een orgie van massale lynchpartijen.

Op eigen initiatief drongen burgers de gevangenissen binnen, stelden “volkstribunalen” in voor het houden van schijnprocessen, en executeerden summier tussen de 1100 en 1400 gevangenen van de in totaal 2800, waarbij ze werden doodgestoken en gehakt met alle mogelijke instrumenten die voorhanden waren. Deze gevangenisbloedbaden waren geen vlaag van razernij, maar duurden vier dagen. In die tijd durfde niemand het aan om de slachting te stoppen. Functionarissen van de voorlopige regering en van de Parijse Commune “verhulden” deze afschuwelijke gebeurtenis, maar al snel beschuldigden politieke rivalen elkaar van het aanzetten tot de slachtpartijen. In een andere geest concludeerde onder meer Robespierre dat de volkswraak om wraak en terreur moest worden gekanaliseerd in wettelijke vormen; om dergelijke anarchie te voorkomen, moest de staat zelf het ordelijke instrument worden van de straffende wil van het volk.

De volgende twee weken brachten een einde aan deze periode van extreme onzekerheid. Op 20 september keerde het Franse leger de invallers terug in de Slag bij Valmy, en in november in de Slag bij Jemappes kreeg het de controle over de Oostenrijkse Nederlanden (nu België). Op 21 september kwam de Nationale Conventie bijeen, waarmee een einde kwam aan het machtsvacuüm dat was ontstaan na de opstand van 10 augustus. Haar eerste belangrijke taak was te beslissen over het lot van de ex-koning. Het proces van de Conventie tegen Lodewijk werd een leerzame ervaring voor het Franse volk, waarin het instituut monarchie volledig zou worden gedesacraliseerd.

Harde bewijzen van Lodewijks verraad leverden een unaniem schuldig vonnis op, maar de kwestie van de straf verdeelde de afgevaardigden scherp. In een nauwgezet en plechtig debat bracht iedere afgevaardigde zijn stem afzonderlijk uit en legde deze uit. Uiteindelijk stemde de Conventie voor de doodstraf, 387 tegen 334. Een voorstel om uitstel te verlenen werd verworpen (380 tegen 310), en een om het vonnis aan een nationaal referendum te onderwerpen werd verworpen (425 tegen 286). Dit ondoordachte voorstel wekte de indruk dat sommige afgevaardigden er alles aan deden om het leven van de koning te redden, en hun Jacobijnse tegenstanders waren er snel bij om hen vage beschuldigingen van verraad in de schoenen te schuiven. Hoe het ook zij, de voormalige koning Louis XVI, die nu bekend stond als “Citizen Capet”, werd op 21 januari 1793 geëxecuteerd, in een daad van immens symbolisch belang. Voor de afgevaardigden van de Nationale Conventie, nu regimes, was er geen weg terug meer. Wetten om de weerspannige geestelijken te deporteren, de emigranten op straffe van de dood voor altijd te verbieden en hun bezittingen in beslag te nemen, completeerden het programma van de Conventie om de meest vastberaden vijanden van de Revolutie uit de weg te ruimen.

Louis XVI: executie door guillotine

De executie van Louis XVI in 1793.

Album/Prism/Album/SuperStock

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.