Grote Werken van Westerse Kunst – Oedipus en de Sfinx

Gustave Moreau: Oedipus en de Sfinx – 1864

New York, The Metropolitan Museum of Art

Het verhaal van Oedipus heeft de meeste klassieke ingrediënten die men zou verwachten van een van de Griekse mythen: tragedie, wreedheid, persoonsverwisseling, mysterieuze monsters, en, onderliggend aan dit alles, een profetie van Delphi die een vreselijke last op de held legt.

Oedipus was de zoon van koning Laius van Thebe en zijn koningin, Jocasta. Hij werd als pasgeboren baby achtergelaten op een berg door zijn vader, die een profetie had gehoord dat zijn zoon hem zou doden. De baby werd echter gevonden door een herder die hem meenam naar Korinthe, waar de koning van die stad het kind opvoedde als een van zijn eigen kinderen. Toen het orakel van Delphi Oedipus vertelde dat hij zijn vader zou doden en met zijn moeder zou trouwen, was hij vastbesloten Korinthe te verlaten, niet wetend dat hij was geadopteerd. Op weg naar Thebe ontmoette hij een man op een smalle weg; er ontstond een geschil over voorrang dat eindigde met het doden van de vreemdeling door Oedipus – zonder het eerste deel van de profetie te vervullen, want de andere partij in het geschil was koning Laius. Op weg naar Thebe kwam Oedipus de monsterlijke Sfinx tegen, die de stad in haar greep hield door op de wegen naar de stad te patrouilleren en elke reiziger te doden die een raadsel niet kon beantwoorden.* De dappere Oedipus loste het raadsel op en in een wanhopige woede doodde de Sfinx zichzelf. De stad, dolgelukkig dat ze van het monster verlost was, schonk de vrijgekomen troon aan de heldhaftige nieuwkomer en de hand van de weduwe, koningin Jocasta, waarmee de profetie van Delphi vervuld was. Het paar kreeg vier kinderen, maar toen zij de waarheid ontdekten, doodde Jocasta zichzelf en Oedipus verblindde zichzelf.

Net als Ingres voor hem heeft Moreau gekozen voor de confrontatie tussen Oidipous en de Sfinx en net als Ingres heeft hij ons een merkwaardig anodieus monster gegeven – haar lichaam lijkt op een kruising tussen een hazewindhond en een heel kleine leeuwin, haar prachtig geschilderde vleugels zijn zo groot als die van een kleine arend, maar haar borsten en gezicht zijn die van een heel mooie jonge vrouw met blond haar, zorgvuldig gekapt in de nieuwste Parijse stijl, dat op zijn plaats wordt gehouden door een elegante tiara. Ongetwijfeld kunnen haar klauwen, die het vlees van de naakte Oedipus binnendringen, hevige pijn veroorzaken, maar men kan zich afvragen of zij werkelijk de fysieke bedreiging vormt die van een plunderend monster wordt verlangd, niettegenstaande de aanwezigheid van allerlei lichaamsdelen – de overblijfselen van ongelukkige reizigers die Oedipus voorgingen – die de rotsen op de voorgrond bezaaien.

Het is echter de psychologische uitwisseling die interessant is. De Sfinx houdt Oedipus in een intense stille blik, alsof ze hem aan het hypnotiseren is. De broedende hemel verhoogt de mysterieuze spanning. Misschien is dit haar truc – ze hoeft geen fysieke kracht te gebruiken, maar vertrouwt meer op de kracht van haar wil. Zij is het paradigma voor Moreau’s stal van krachtige, gevaarlijke vrouwen die zijn lome en ietwat androgyne mannen lijken te domineren.

Moreau heeft verscheidene jaren aan dit doek gewerkt en vele voorbereidende tekeningen gemaakt, een proces dat niet ongebruikelijk was – zijn perfectionisme betekende dat hij zijn composities vaak vasthield, soms tientallen jaren, en ze voortdurend opnieuw bewerkte en van details voorzag. Toen het uiteindelijk in 1864 op de Salon werd tentoongesteld, werd Oedipus en de Sfinx zeer geprezen, kreeg het een medaille en werd het bewonderd door prins Napoleon-Jérôme, die het later kocht. Kortom, dit schilderij vestigde Moreau’s reputatie, en ondanks een kritische reactie tegen hem later in de jaren 1860 en een enigszins teruggetrokken reactie van zijn kant op deze kritiek, oefende hij via zijn leerling Henri Matisse een aanzienlijke invloed uit op latere kunststromingen zoals het Symbolisme en het Surrealisme, alsmede het Neo-Impressionisme en het Fauvisme.

    * Wat loopt ’s morgens op vier benen, ’s middags op twee benen en ’s avonds op drie benen? De mens – als zuigeling kruipt hij op handen en voeten, als volwassene loopt hij rechtop op twee benen en op oudere leeftijd heeft hij de steun van een stok nodig.

Afbeelding: Wikimedia Commons

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.