Guernica

Vroege geschiedenisEdit

De stad Guernica werd gesticht door graaf Tello op 28 april 1366, op het kruispunt van de weg van Bermeo naar Durango met de weg van Bilbao naar Elantxobe en Lekeitio. Het strategische belang van de plaats werd vergroot door het feit dat hij aan een belangrijke riviermonding lag, waar schepen konden aanmeren in de haven van Suso.

Na verloop van tijd kreeg de stad de typische vorm van een Baskische stad, bestaande uit een reeks parallelle straten (Goienkale, Azokekale, Artekale en Barrenkale; respectievelijk: ‘boven-, markt-, tussen-, benedenwegen’) en een dwarsstraat, Santa María genaamd, met een kerk aan elk uiteinde van de bebouwde kom.

Het leven in de stad werd rigide gestructureerd, met als doel de privileges van de dominerende middenklasse te behouden. Dit patroon bleef vrijwel ongewijzigd tot het einde van de 17e eeuw.

Op een kleine heuvel in de stad, staat het ontmoetingshuis en de beroemde boom van Gernika. Volgens de oude traditie hielden Basken, en ook andere volkeren in middeleeuws Europa, bijeenkomsten onder een boom, meestal een eik, om zaken te bespreken die de gemeenschap betroffen.

In Biskaje had elk administratief district (bekend als merindad) een eigen boom, maar in de loop der eeuwen kreeg de boom van Guernica een bijzonder belang. Deze stond in de parochie Lumo, op een plaats die bekend staat als Gernikazarra, naast een klein heiligdom.

De wetten van Biskaje werden tot 1876 onder deze boom opgesteld, waarbij elke stad en elk dorp in de provincie twee vertegenwoordigers afvaardigde naar de zittingen, de zogenaamde Algemene Vergaderingen. Deze vroege vorm van democratie werd opgetekend door de filosoof Rousseau, door de dichter William Wordsworth, door de dramaturg Tirso de Molina en door de componist Iparragirre, die het stuk Gernikako Arbola schreef.

Toen het Domein van Biskaje werd ingelijfd bij het koninkrijk Castilië, bracht de koning van Castilië een bezoek aan Guernica en legde onder de boom een eed af waarin hij beloofde de fueros of plaatselijke wetten van Biskaje te handhaven. De eed van koning Ferdinand, bekend als de “katholieke vorst”, op 30 juni 1476, is afgebeeld op een schilderij van Francisco de Mendieta dat in de volksmond bekend staat als El besamanos (“De koninklijke audiëntie”). Op 3 juli 1875, tijdens de Carlistenoorlogen, bezocht ook de troonpretendent Don Carlos Guernica en legde er de eed af. Gedurende de hele 19e eeuw vonden er regelmatig bijeenkomsten plaats onder de boom, zowel Algemene Vergaderingen als andere politieke evenementen.

In de 18e eeuw was er een plein in het centrum van de stad, geflankeerd door het stadhuis, een openbare gevangenis waar gevangenen uit de hele heerlijkheid Biskaje werden ondergebracht, een ziekenhuis en een armenhuis voor de plaatselijke bevolking. Het dagelijkse leven bestond uit landbouw (verbouw van granen, groenten en fruit), ambachten (hoedenmakers, kleermakers, schoenlappers, vlasfabrikanten) en handel (vervoer en verkoop van goederen en producten).

Dit was ook een tijd van voortdurende conflicten met de naburige parochie van Lumo over betwiste grond. Deze geschillen werden pas in 1882 definitief beslecht, toen de twee parochies samengingen en Gernika-Lumo vormden.

In het begin van de 20e eeuw werden de eerste industriële bedrijven opgericht. Dit stimuleerde de bevolkingsgroei, en de stad groeide van 4.500 inwoners in 1920 tot 6.000 in 1936.

Moderne geschiedenisEdit

Op 26 april 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog, was Guernica het toneel van het Bombardement op Guernica door het Condor Legioen van Nazi Duitsland’s Luftwaffe en de Italiaanse Aviazione Legionaria. Volgens officiële Baskische cijfers werden 1.654 burgers gedood, maar Duitse bronnen melden een rond getal van 300 burgers die bij het bombardement omkwamen, volgens het Duitse Bundeswehr Magazine (gepubliceerd in april 2007, blz. 94). De inval werd uitgevoerd op verzoek van Francisco Franco om hem te helpen bij de omverwerping van de Baskische regering en de Spaanse Republikeinse regering. De stad werd verwoest, hoewel de Biscayaanse assemblee en de Eik van Guernica het overleefden. Het bombardement op Guernica, dat drie uur aan een stuk doorging, wordt beschouwd als het begin van de Luftwaffe-doctrine van terreurbombardementen op burgerdoelen om de vijand te demoraliseren. Pablo Picasso schilderde zijn beroemde Guernica om de gruwelen van het bombardement te herdenken en René Iché maakte de dag na het bombardement een gewelddadig beeldhouwwerk. Het heeft muzikale composities geïnspireerd van Octavio Vazquez (Gernika Piano Trio), René-Louis Baron, en Lenny White, en gedichten van Paul Eluard (Victory of Guernica), en Uys Krige (Nag van die Fascistiese Bomwerpers) (Engelse vertaling uit het Afrikaans: Night of the Fascist Bomwerpers). Er is ook een korte film uit 1950, van Alain Resnais, getiteld Guernica.

In 1966 werden festiviteiten georganiseerd ter gelegenheid van de 600e verjaardag van de stichting van de stad. Als onderdeel van deze vieringen werd op het Fueros-plein een standbeeld van graaf Tello geplaatst, gemaakt door de plaatselijke beeldhouwer Agustín Herranz.

Op dit moment telt Gernika-Lumo 16.244 inwoners (2009). Het is een stad met een welvarende dienstensector, waar ook industriële bedrijven gevestigd zijn, en met goede culturele en educatieve voorzieningen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.