Hebben zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst meer bloedarmoede dan vrouwen van Noord-Europese afkomst? Een onderzoek naar de prevalentie van anemie bij zwangere vrouwen in Amsterdam

Doelstellingen: het onderzoeken van de prevalentie van anemie in de zwangerschap volgens de afkappunten zoals gehanteerd in de landelijke klinische richtlijn ‘Anemie in de Eerstelijns Verloskundige Praktijk’, en het onderzoeken van een mogelijk verschil in prevalentie tussen zwangere vrouwen van Noord-Europese afkomst in vergelijking met vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst. In de studie werd ook onderzocht of een eventueel verschil in prevalentie leidde tot een hoger risico op een overgehevelde thuisbevalling, waardoor vrouwen minder kans hadden om de plaats van bevalling te kiezen.

Opzet: retrospectieve cohortstudie.

Setting: eerstelijns verloskundigenpraktijken in een sterk verstedelijkt gebied in Amsterdam, Nederland.

Deelnemers: alle patiënten in drie verloskundigenpraktijken gedurende 1 jaar werden geselecteerd, mits zij voldeden aan de in- en exclusiecriteria. De praktijken werden geselecteerd op basis van verstedelijking, wat resulteerde in een adequate etnische populatie die vergelijkbaar was met de etnische mix in andere, vergelijkbaar verstedelijkte gebieden in Nederland. Dit resulteerde in een studiepopulatie van 828 zwangere vrouwen van Noord-Europese en niet-Noord-Europese afkomst met laag-risico singleton zwangerschappen in 2003.

Analyse: het gemiddelde hemoglobinegehalte en het anemiecijfer werden berekend voor de totale studiepopulatie en voor afzonderlijke etnische groepen. Verschillen tussen groepen werden bepaald met chi(2)-testen, en effectgroottes werden uitgedrukt in relatieve risico’s inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen (CI).

Bevindingen: de prevalentie van anemie in de zwangerschap was 3,4% (n = 28) bij de boeking (eerste bezoek) en 2,7% (n = 22) bij ongeveer 30 weken zwangerschap. Het relatieve risico van anemie bij de boeking was 5,9 (95% CI 2,1-16,7) voor zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst in vergelijking met die van Noord-Europese afkomst. Het relatieve risico van anemie bij ongeveer 30 weken zwangerschap was 22 (95% CI 3-162) voor zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst in vergelijking met die van Noord-Europese afkomst. De incidentie van overgeplaatste thuisbevalling was 3,1% in de onderzoekspopulatie. Het relatieve risico voor overgeplaatste thuisbevalling was 24,1 (95% CI 3,3-176,7) voor zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst in vergelijking met die van Noord-Europese afkomst.

Belangrijkste conclusies en implicaties voor de praktijk: zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst vormen een specifieke groep wat betreft anemie en hebben een hoog risico op een laag hemoglobinegehalte voor alle afkapwaarden; zij hebben een grotere kans om anemie te krijgen tijdens de zwangerschap dan vrouwen van Noord-Europese afkomst. Als gevolg daarvan hebben zij een groter risico op een overgehevelde thuisbevalling, waardoor zij de geboorteplaats niet kunnen kiezen. Hemoglobinopathieën waren geen verklaring voor het hogere risico op bloedarmoede bij zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst. Het zijn van niet-Noord-Europese afkomst moet worden toegevoegd als risicofactor voor bloedarmoede in de zwangerschap totdat meer bekend is over de achtergrond van deze risicofactor.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.