Hoe de Amerikaanse Droom Werkt

Toen James Truslow Adams in 1931 zijn geschiedenis van de Verenigde Staten schreef – een boek dat hij “De Amerikaanse Droom” moest noemen en dat hij moest ompraten – geloofden hij en vele anderen dat de droom in ernstig gevaar was. Een land dat ooit werd gezien als het land van de mogelijkheden, zat nu vast in de Grote Depressie. De Depressie had het fortuin van legioenen selfmade miljonairs vernietigd en kostte Amerikanen van bescheidener komaf hun huis en baan, waardoor ze gedwongen waren in zwerverskampen te gaan wonen en op straathoeken om kleingeld te bedelen. Weinigen geloofden de woorden van President Herbert Hoover dat “welvaart om de hoek lag”. De opvolger van Hoover, Franklin D. Roosevelt, lanceerde echter een reeks sociale programma’s om de armen te helpen, en had meer geluk om de Amerikanen ervan te overtuigen dat zij hun lot in het leven konden verbeteren. In een toespraak tot het Congres in januari 1941 verwoordde Roosevelt zijn eigen visie op een nieuwe, door de overheid gesteunde Amerikaanse droom. Deze “droom” omvatte volledige werkgelegenheid, hulp van de overheid voor ouderen en mensen die niet in staat waren om te werken, en “het genot van de vruchten van de wetenschappelijke vooruitgang in een bredere en voortdurend stijgende levensstandaard”.

Advertisement

Die visie van grenzeloze welvaart begon er weer echt uit te zien na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dankzij een economie die werd gestimuleerd door enorme militaire uitgaven, werden de zegevierende Verenigde Staten de rijkste, machtigste – en misschien wel meest benijde – samenleving op aarde. In de jaren vijftig produceerden en verbruikten de Amerikanen, die slechts zes procent van de wereldbevolking uitmaakten, een derde van alle goederen en diensten. Fabrieken produceerden druk producten om te voldoen aan de behoeften van een exploderende bevolking, de lonen stegen, en steeds welvarender werknemers en hun groeiende gezinnen verhuisden naar ruime nieuwe huizen in de buitenwijken.

Veel Amerikanen in deze nieuwe middenklasse omarmden een geloof in schijnbaar eeuwigdurende opwaartse mobiliteit. Zij geloofden dat als zij maar hard genoeg werkten, het leven voor hen en hun nakomelingen steeds beter zou worden. Sommige sociale critici zagen die droom als overdreven materialistisch, spiritueel leeg, intellectueel verstikkend en destructief. Anderen wezen op het feit dat Amerika niet noodzakelijk een land van kansen was voor iedereen, in het bijzonder voor diegenen die tot een raciale of etnische minderheid behoorden. We zullen deze twijfels verder bespreken op de volgende pagina.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.