Rationalisme of Empirisme?

Epistemologie, of de theorie van de kennis, is een tak van de filosofie die de aard van kennis, de relatie tussen kennis en waarheid, en de oorsprong van overtuigingen onderzoekt. Het is afgeleid van het Griekse woord ‘epistēmē’ dat ‘kennis’ betekent.

De inleidende lessen in mijn cursus epistemologie brachten het primaire verschil aan het licht tussen woorden als waarheid, overtuiging en kennis. Het gaf vorm aan de primaire concepten en voorwaarden die nodig zijn om de standpunten van beroemde filosofen en wat zij over het onderwerp te zeggen hadden, te begrijpen. Het verbaasde me dat mijn geloof in de objectiviteit van kennis binnen het eerste half uur van de lezing werd vernietigd, omdat kennis een heel andere betekenis en doel kreeg.

De eeuwenoude vragen van de filosofie, zoals hoe kennis te definiëren, waar komt kennis vandaan, is kennis mogelijk, hoe kunnen we weten en hoe verhoudt kennis zich tot waarheid, krijgen een speciale impuls in de huidige tijd waarin elke vraag die in je opkomt eenvoudig online kan worden opgezocht met resultaten die in een kwestie van seconden worden weergegeven. Met miljoenen bronnen en een overvloed aan informatie is het moeilijk onderscheid te maken tussen echte en valse bronnen. Dit brengt een andere essentiële vraag met zich mee:

Hoe wordt een bron toch als echt gecrediteerd?

Omdat alle bronnen tot op zekere hoogte gekleurd en scheefgetrokken zijn, is er geen manier om een ‘absolute waarheid’ aan het licht te brengen. In feite is een absolute waarheid op zichzelf onbestaande. Epistemologie is belangrijk omdat zij bepaalt hoe wij denken. De moderne epistemologie is een combinatie van twee fundamentele theorieën – empirisme en rationalisme, en hoe de botsing tussen de twee aanleiding geeft tot verschillende theorieën en vragen.

Empirisme is een theorie die stelt dat kennis wordt verworven door de zintuigen. Het werd bepleit door filosofen als John Locke, David Hume en George Berkeley, werd enthousiast gemaakt door de komst van de experimentele wetenschap en ontwikkelde zich in de zeventiende en achttiende eeuw. Het rationalisme daarentegen is de theorie dat kennis wordt verkregen door de toepassing van de rede. De rede krijgt hier een hogere prioriteit dan ervaring en wordt gepromoot als de basis voor het bepalen van de zekerheid van kennis. Tot de klassieke rationalisten behoren Rene Descartes, Immanuel Kant en Gottfried Leibniz. Ik vond beide scholen even intrigerend, maar in sommige opzichten onvolledig, ook al vormen zij een wederzijds uitputtende reeks manieren om kennis te verkrijgen.

De eerste twee filosofen die mij te binnen schieten zijn John Locke en Bishop Berkeley. Locke, een Britse empirist uit de zeventiende eeuw, beschouwde zijn filosofie als een aanvulling op de Newtoniaanse natuurkunde en betoogde dat er twee soorten kwaliteiten bestaan, primaire en secundaire. Primaire kwaliteiten zijn fysische kwaliteiten, zoals hardheid, massa of golflengte, en hebben betrekking op de fysische begrippen van kwantificering. Secundaire kwaliteiten daarentegen zijn subjectief en worden verkregen door onmiddellijke zintuiglijke input, zoals smaak, geur of textuur. Berkeley was een achttiende-eeuwse Engels-Ierse empirist die geloofde dat zijn gelijk stond aan waarnemen. Kritisch ten opzichte van Newton, stelde hij dat alleen secundaire kwaliteiten bestaan, omdat zij de enige zijn die waarneembaar zijn. Hij baseerde zich op het Christendom en prees God als de constante waarnemer, waardoor hij het bestaan van een object rechtvaardigde, zelfs wanneer het niet in het zicht van een mens is. Hoewel zijn filosofie mij op het eerste gezicht zeer overtuigend leek, kon ik het moeilijk eens zijn met de premisse dat secundaire kwaliteiten in het geheel niet bestaan. Ik wist niet dat we nog zouden kennismaken met een andere radicale filosoof, David Hume.

Hume was weer een empirist, met een zichtbaar andere smaak in zijn argumenten. Als achttiende-eeuwse Schotse filosoof drong hij erop aan dat kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaringen, en dat alle waarnemingen van de menselijke geest veilig konden worden ingedeeld in indrukken of ideeën. Ideeën komen voort uit indrukken, en indrukken stellen het bestaan van materie ter discussie. Vervolgens gaf hij de inductie- en causatietheorie, waarbij hij zei dat er niet zoiets bestaat als een oorzaak-en-gevolgpaar, maar alleen correlaties van gebeurtenissen in het universum. Dus, zeggen dat vuur de brandwonden veroorzaakte is onaannemelijk; alleen dat er een correlatie is tussen vuur en de brandwonden. Hij bevorderde ook de bundeltheorie van persoonlijke identiteit en deelde Boeddha’s idee van “geen zelf” met subtiele verschillen.

In tegenstelling tot empiristen, debatteerden rationalisten dat kennis voortkomt uit geestesstructuren en rationele principes. De belangrijkste rationalist die in de klas is besproken, is René Descartes, een Franse filosoof uit de zeventiende eeuw die de beroemde filosofische uitspraak “Cogito ergo sum” deed, wat betekent “Ik denk, dus ik ben”. Volgens hem is de solide basis voor de beginselen van de rede het denkende zelf. Ik geloof niet in het volledig empiristische idee, omdat waarnemingen en gewaarwordingen verschillen tussen culturen, groepen en zelfs individuen. En hoe zou iemand die blind geboren is, het bestaan van de kleur blauw kunnen rechtvaardigen? Er zijn dus bepaalde dingen die buiten de waarneming bestaan. Wij zijn blind voor ontelbare andere kleuren en golflengten die niet met het menselijk oog kunnen worden waargenomen. Dit ontkent hun bestaan echter niet. Nogmaals, het rationalisme kan geen verklaring geven voor alle dingen die bestaan, omdat niet alle kennis a priori (voorafgaand aan de ervaring) kan worden verkregen, en niet alles kan worden herleid tot de wortels van de logica en de rede in de menselijke geest. Empirisme is gemakkelijker, omdat het rationalisme de aangeboren kennis of redenering opneemt als een afzonderlijke onafhankelijke entiteit die buiten de vijf zintuigen bestaat. Het rationalisme breidt de mens echter uit tot iets dat meer is dan wat hij gewoon ervaart, wat zeer overtuigend klinkt, want als het alleen maar om onze zintuigen zou gaan, zouden we zeer gemakkelijk beheersbaar zijn geweest door krachten van buitenaf. De wetenschap had geen vooruitgang kunnen boeken zonder een subtiele vermenging van beide, aangezien zij zowel empirische kennis integreert als voortbouwt op de waarneming door middel van verfijnde redenering en logica.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.