Ren

Confuciaanse opvattingen over ren

De filosofische betekenis van ren is te danken aan Confucius (551-479 v. Chr.), een voormalig bureaucraat die leraar werd van jonge geleerden die hoopten op een loopbaan bij de overheid. Confucius was een shi, één van een klasse van voormalige landadel die ooit een status hadden gehad die vergelijkbaar was met die van de middeleeuwse Europese ridder, maar die in Confucius’ tijd hun sociale privileges hadden verloren en als geleerde functionarissen in de regering dienden. Confucius gaf termen die voorheen verwezen naar aristocratische idealen een morele betekenis die van toepassing was op mensen in het algemeen. De term ren betekende oorspronkelijk de knapheid en het voorkomen van de jonge, deugdzame krijger. Confucius veranderde het in de oprechtheid van de junzi, die anderen beïnvloedt in de richting van ethisch handelen door het voorbeeld van zijn voortreffelijkheid (de). Volgens Confucius vereist zo’n heer niet een hoge sociale rang, een mooi uiterlijk of een welsprekende manier van spreken. Het vereist eerder dat men goedheid belichaamt in zijn relaties met anderen.

Een van Confucius’ uitspraken over het verwerven van ren kan de indruk wekken dat het een gemakkelijke taak is. Hij zei: “Wanneer ik ren wil, is het zo dichtbij als de palm van mijn hand.” Toch verklaarde hij ook dat zijn beste student, Yan Hui, de enige persoon was die hij had gekend die ren had vertoond voor enige significante lengte van tijd, en dan nog slechts voor drie maanden, wat suggereert dat het bereiken en beoefenen van de deugd een moeilijke of zelfs ongrijpbare taak was. De paradox werd versterkt door Confucius’ herhaalde weigering om te beweren dat hij ooit zelf ren had bereikt.

Neem een Britannica Premium-abonnement en krijg toegang tot exclusieve inhoud. Abonneer u nu

Opvolgende Confucianistische denkers boden hun eigen interpretaties van ren. De fundamentele filosoof Mencius (371-289 v. Chr.), wiens invloed en populariteit zo groot werden dat hij na Confucius zelf de “tweede wijze” van de Confucianistische traditie werd genoemd, gaf de meest invloedrijke interpretatie. Volgens Mencius is de kiem (duan; betekent ook “begin”) van ren een spontaan gevoel van medeleven en medelijden in het menselijk hart en de menselijke geest (xin), de plaats van zowel cognitieve als affectieve functies. Zijn belangrijkste voorbeeld was dat van een persoon die een jong kind ziet spelen aan de rand van een put en op het punt staat erin te vallen. Hij zou hier niet getuige van kunnen zijn zonder in zijn hart en geest bezorgdheid te voelen voor het welzijn van het kind, hoewel dit gevoel hem niet noodzakelijkerwijs zou bewegen tot de morele daad om te proberen het kind te redden. Opdat de kiem van medelijden en medelijden zich tot ren zou ontwikkelen en de neiging tot moraliteit tot bloei zou komen, moet men met welwillendheid jegens anderen handelen en die welwillendheid waar mogelijk uitbreiden tot de gehele mensheid.

Mencius, detail, inkt en kleur op zijde; in het Nationaal Paleismuseum, Taipei

Met dank aan het Nationaal Paleismuseum, Taipei, Taiwan, Republiek China

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.