Transnationale criminaliteit

Foreign and Commonwealth Office.
Minister van Binnenlandse Zaken Theresa May en de Maleisische minister van Binnenlandse Zaken Dato’ Seri Hishammuddin Tun Hussein ondertekenen een “Memorandum of Understanding on transnational crime” (Memorandum van overeenstemming over transnationale criminaliteit), 14 juli 2011.

Gezien de grenzen aan de uitoefening van extraterritoriale handhavingsbevoegdheid, hebben staten mechanismen ontwikkeld om samen te werken in transnationale strafzaken. De voornaamste mechanismen die in dit verband worden gebruikt zijn uitlevering, rechtmatige verwijdering en wederzijdse rechtshulp.

Uitlevering is het mechanisme waarmee een soevereine staat verzoekt om en de voogdij verkrijgt over een voortvluchtige die zich binnen de jurisdictie en het toezicht van een andere soevereine staat bevindt. Het is een oud mechanisme, dat teruggaat tot ten minste de dertiende eeuw voor Christus, toen een Egyptische farao een uitleveringsverdrag sloot met een Hettitische koning. Bij het uitleveringsproces dient een vorst (de verzoekende staat) gewoonlijk een formeel verzoek in bij een andere vorst (de aangezochte staat). Indien de voortvluchtige wordt aangetroffen op het grondgebied van de aangezochte staat, kan de aangezochte staat de voortvluchtige arresteren en aan zijn uitleveringsprocedure onderwerpen. De uitleveringsprocedures waaraan de voortvluchtige zal worden onderworpen, zijn afhankelijk van het recht en de praktijk van de aangezochte staat.

Naast mechanismen voor de terugkeer van voortvluchtigen hebben staten ook mechanismen ontwikkeld voor het opvragen en verkrijgen van bewijsmateriaal voor strafrechtelijk onderzoek en strafrechtelijke vervolging. Wanneer een vreemde staat bewijsmateriaal of andere vormen van rechtshulp nodig heeft, zoals getuigenverklaringen of de betekening of kennisgeving van documenten, kunnen de staten proberen informeel samen te werken via hun respectieve politiediensten of, als alternatief, hun toevlucht nemen tot wat gewoonlijk wordt aangeduid als verzoeken om “wederzijdse rechtshulp”. De praktijk van wederzijdse rechtshulp is voortgekomen uit het op comitologie gebaseerde systeem van rogatoire commissies, hoewel het nu veel gebruikelijker is dat staten verzoeken om wederzijdse rechtshulp rechtstreeks richten aan de aangewezen “centrale autoriteiten” in elke staat. In de hedendaagse praktijk kunnen dergelijke verzoeken nog steeds worden gedaan op basis van wederkerigheid, maar ook op grond van bilaterale en multilaterale verdragen die landen verplichten rechtshulp te verlenen. Veel landen zijn in staat een breed scala van wederzijdse rechtshulp aan andere landen te verlenen, zelfs als er geen verdrag is.

De deskundige op het gebied van financiële criminaliteit Veit Buetterlin legde uit dat transnationale vormen van criminaliteit, zoals namaak, smokkel, mensenhandel, drugshandel, illegale houtkap, illegale mijnbouw of illegale handel in wilde dieren, alleen effectief kunnen zijn als de betrokken criminele netwerken de opbrengsten kunnen witwassen. Hij zei ook dat de internationale gemeenschap een toestand moet overwinnen waarin “misdadigers internationaal handelen, terwijl aanklagers bij de grenzen stoppen.”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.