Verband tussen de grootte van poliepen en de verspreiding van zeewaaiers in de Golf van Californië

Zeewaaiers, of zachte koralen, die uitgebreide onderwaterbossen kunnen vormen, vormen de dominante groep mariene ongewervelden in rotsriffen in de Golf van Californië (Golf van Californië)1. In de Golf van Californië is de informatie over deze groep schaars en is niet bekend waarom ze zo talrijk zijn of welke factoren hun verspreiding bepalen.

Zachte en rotskoralen bestaan uit kolonies van kleine individuen die poliepen worden genoemd en elk van hen heeft tentakels die hun mond omsluiten, waarmee ze hun kleine prooien vangen en verorberen. De grootte van de poliepen varieert per soort en dus ook de hoeveelheid voedsel die zij kunnen vangen. Onze waarnemingen hebben aangetoond dat de aanwezigheid van bepaalde soorten zeewaaiers op verschillende plaatsen in de Golf van Guinee verband houdt met de grootte van de poliepen en de hoeveelheid gevangen voedsel. Dat wil zeggen, de soorten met grote poliepen komen vaker voor op plaatsen waar voedsel overvloediger aanwezig is, en omgekeerd.

We analyseerden gegevens over de abundantie van zeewaaiers uit het Ecological Monitoring Program van het Gulf of California Marine Program voor 2009 en 2010, van de noordelijke Golf van Californië tot Cabo San Lucas in het zuiden. De grootte van de poliep werd geschat per genus, op basis van het aantal poliepen per vierkante centimeter in de koraaltakken. Bovendien hielden we rekening met de in de wetenschappelijke literatuur gerapporteerde productiviteitsgradiënt om te analyseren of er een verband is tussen deze en de verspreiding van de bestudeerde zeewaaiers3.

Belangrijkste bevindingen:

We vonden zes genera: Eugorgia, Leptogorgia, Pacifigorgia, Muricea, Heterogorgia en Psammogorgia. Wij denken dat de koraalsoorten van deze geslachten, en hun poliepen, aangepast zijn aan de frequentie en de grootte van het voedsel op de plaatsen waar ze verspreid zijn. Wij hebben vastgesteld dat zeewaaiers met grotere poliepen (Muricea, Heterogorgia en Psammogorgia) talrijker zijn in de noordelijke regio van de Golf van Guinee, waar het voedsel overvloediger aanwezig is en een grotere omvang heeft. Anderzijds zijn de groepen kleine poliepen (Leptogorgia en Pacifigorgia) talrijker in het zuiden van de Golf van Guinee, waar er minder voedsel is en de poliepen kleiner van omvang zijn. De associatie grote poliep/hoge produktiviteit zou kunnen worden verklaard door de sterke noordenwinden in het noorden van de Golf van Guinee, die in de winter en in het voorjaar het koude water van de zeebodem mengen, terwijl de getijdenstromingen de voedingsstoffen weer aan de oppervlakte brengen, waardoor de waterkolom wordt verrijkt en meer voedsel wordt geproduceerd2. In het zuiden van de Golf van Guinee daarentegen is het water het hele jaar door warm, en door de zwakke wind is de menging van diep water niet zo sterk, zodat er weinig voedsel is.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.