Vital Sign Measurement Across the Lifespan – 1st Canadian edition

De normale zuurstofverzadigingsgraad is 97-100% (OER #1).

Oldere volwassenen hebben doorgaans een lagere zuurstofverzadigingsgraad dan jongere volwassenen. Iemand ouder dan 70 jaar kan bijvoorbeeld een zuurstofverzadigingsniveau van ongeveer 95% hebben, wat een acceptabel niveau is.

Het is belangrijk op te merken dat het zuurstofverzadigingsniveau aanzienlijk varieert op basis van iemands gezondheidstoestand. Het is dus belangrijk om zowel de basislijnmetingen als de onderliggende fysiologie te begrijpen die gepaard gaat met bepaalde aandoeningen om zuurstofsaturatieniveaus en wijzigingen in deze niveaus te interpreteren.

  • Mensen die zwaarlijvig zijn en/of aandoeningen hebben zoals long- en cardiovasculaire aandoeningen, emfyseem, chronisch obstructieve longziekte, aangeboren hartziekte en slaapapneu hebben de neiging om lagere zuurstofsaturatieniveaus te hebben.
  • Roken kan de nauwkeurigheid van pulsoximetrie beïnvloeden waarbij de SpO2 laag of ten onrechte hoog is, afhankelijk van of er sprake is van hypercapnie. Bij hypercapnie is het voor de pulsoxymeter moeilijk om zuurstof in het bloed te onderscheiden van koolmonoxide (veroorzaakt door roken).
  • Zuurstofsaturatieniveaus kunnen iets dalen wanneer een persoon praat.
  • Zuurstofsaturatie kan normaal blijven (bijv. 97% en hoger) voor mensen met bloedarmoede. Dit kan echter niet wijzen op een adequate oxygenatie, omdat er minder hemoglobine is om een adequate toevoer van zuurstof te dragen bij mensen met bloedarmoede. De ontoereikende zuurstoftoevoer kan bij mensen met bloedarmoede meer opvallen tijdens activiteit.
  • Foutief lage zuurstofsaturatieniveaus kunnen in verband worden gebracht met onderkoeling, verminderde perifere perfusie en koude extremiteiten. In deze gevallen zou een pulsoximeter voor de oorlel of arteriële bloedgassen een nauwkeuriger zuurstofsaturatieniveau opleveren. Arteriële bloedgassen worden echter gewoonlijk alleen in kritieke zorg- of noodsituaties afgenomen.

Punten om te overwegen

In de praktijk is een SpO2-bereik van 92-100% voor de meeste cliënten over het algemeen aanvaardbaar. Sommige deskundigen hebben gesuggereerd dat een SpO2-niveau van ten minste 90% hypoxisch weefselletsel zal voorkomen en de veiligheid van de cliënt zal waarborgen (Beasley, et al., 2016).

_________________________________________________________________________
Een deel van deze inhoud is aangepast uit OER #1 (zoals hierboven tussen haakjes vermeld):
© 2015 British Columbia Institute of Technology (BCIT). Clinical Procedures for Safer Patient Care door Glynda Rees Doyle en Jodie Anita McCutcheon, British Columbia Institute of Technology. Gelicentieerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale Licentie, behalve waar anders vermeld. Download dit boek gratis op http://open.bccampus.ca

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.