Wat maakte het oude Athene tot een stad van genialiteit?

Als je ooit hebt gestemd, in een jury hebt gezeten, een film hebt bekeken, een roman hebt gelezen, Engels hebt gesproken, een rationele gedachte hebt gehad, of in stille verwondering naar de nachtelijke hemel hebt gestaard, dan mag je de Oude Grieken dankbaar zijn. Zij brachten ons democratie, wetenschap, filosofie, geschreven contracten, belastingen, schrift en scholen. Maar het hoogtepunt van hun beschaving, ingeklemd tussen twee oorlogen, duurde slechts 24 jaar – in de menselijke geschiedenis een bliksemflits aan de zomerhemel.

Voor een groot deel van haar geschiedenis, was Athene ofwel zich aan het voorbereiden op oorlog, in oorlog, of herstellende van oorlog. Maar in de periode tussen de Perzische en Peloponnesische oorlogen, van 454 tot 430 v. Chr., was de stad in vrede, en bloeide ze op. De Atheners waren “niet erg talrijk, niet erg machtig, niet erg georganiseerd”, zoals de classicus Humphrey Kito opmerkte, maar desalniettemin “hadden zij een totaal nieuwe opvatting over wat het menselijk leven inhield, en lieten zij voor het eerst zien wat het menselijk verstand inhield.”

Net als Silicon Valley vandaag de dag, werd het oude Athene in deze korte periode een talentenmagneet, die slimme, ambitieuze mensen aantrok. Als stad met een inwonertal gelijk aan dat van Wichita, Kansas, was het een onwaarschijnlijke kandidaat voor grootsheid: Andere Griekse stadstaten waren groter (Syracuse) of rijker (Korinthe) of machtiger (Sparta). Toch bracht Athene meer briljante geesten voort – van Socrates tot Aristoteles – dan enige andere plaats in de wereld voor of na die tijd. Alleen het Florence van de Renaissance kwam in de buurt.

Een van de grootste misvattingen over plaatsen van genialiteit is echter dat ze verwant zijn aan het paradijs. Integendeel, het oude Athene was een plaats van publieke weelde en privé ellende. De straten waren luidruchtig, smal en vuil. De huizen van de rijken waren niet te onderscheiden van die van de armen, en beide waren even slordig – gebouwd van hout en zongedroogde klei, en zo broos dat rovers binnenkwamen door eenvoudigweg te graven.

Meer verhalen

Hoe slaagde een kleine, vuile, overvolle stad, omringd door vijanden en gehuld in olijfolie, erin om de wereld te veranderen? Was het Atheense genie gewoon het resultaat van “een gelukkige samenloop van omstandigheden”, zoals de historicus Peter Watson het formuleerde, of hadden de Atheners hun geluk aan zichzelf te danken? Deze vraag heeft historici en archeologen eeuwenlang voor een raadsel gesteld, maar het antwoord zou kunnen liggen in wat we al weten over het leven in Athene in die tijd.

De oude Atheners hadden een zeer intieme band met hun stad. Het burgerleven was niet vrijblijvend, en de Atheners hadden een woord voor hen die weigerden deel te nemen aan het openbare leven: idiotes. Er bestond niet zoiets als een afstandelijke, apathische Athener. “De man die geen interesse toonde in de staatszaken was geen man die zich met zijn eigen zaken bemoeide,” schreef de oude historicus Thucydides, “maar een man die in Athene helemaal niets te zoeken had.” Als het op openbare projecten aankwam, gaven de Atheners kwistig geld uit. (En, als het even kon, met andermans geld – ze betaalden onder meer voor de bouw van het Parthenon met geld van de Deliaanse Liga, een alliantie van verschillende Griekse stadstaten om de Perzen af te weren.)

In heel het oude Athene was een combinatie te zien van lineair en gebogen, ordelijk en chaotisch. Het Parthenon, misschien wel het beroemdste bouwwerk van de antieke wereld, lijkt het toonbeeld van lineair denken, rationeel denken bevroren in steen, maar dit is een illusie: Het gebouw heeft geen enkele rechte lijn. Elke zuil buigt lichtjes deze of gene kant op. Binnen de stadsmuren vind je zowel een duidelijk juridisch wetboek als een uitzinnige markt, heerszuchtige standbeelden en straten die geen enkele waarneembare volgorde volgen.

In retrospectief waren veel aspecten van het Atheense leven – inclusief de indeling en het karakter van de stad zelf – bevorderlijk voor creatief denken. De oude Grieken deden alles buitenshuis. Een huis was minder een thuis dan een slaapzaal, een plaats waar de meeste mensen minder dan 30 minuten per dag doorbrachten. De rest van de tijd werd doorgebracht op de markt, of in het gymnasium of op de worstelplaats, of misschien wandelend langs de glooiende heuvels die de stad omringen. In tegenstelling tot vandaag maakten de Grieken geen onderscheid tussen fysieke en mentale activiteit; Plato’s beroemde Academie, de voorloper van de moderne universiteit, was evenzeer een atletische als een intellectuele faciliteit. De Grieken beschouwden lichaam en geest als twee onafscheidelijke delen van een geheel: Een fitte geest niet verbonden met een fit lichaam maakte beide incompleet.

En in hun inspanningen om hun geest te voeden, bouwden de Atheners ’s werelds eerste wereldstad. Ze reisden naar Egypte, Mesopotamië en verder en brachten het alfabet mee van de Feniciërs, de geneeskunde en beeldhouwkunst van de Egyptenaren, de wiskunde van de Babyloniërs en de literatuur van de Sumeriërs. De Atheners schaamden zich niet voor hun intellectuele plundertochten. Natuurlijk namen zij die geleende ideeën over en drukten er hun eigen stempel op – of zoals Plato het uitdrukte (met meer dan een vleugje overmoed): “Wat de Grieken van buitenlanders lenen, perfectioneren zij.”

Athene verwelkomde zelf ook buitenlanders. Ze leefden in zeer onzekere tijden, maar in plaats van zich af te sluiten van de buitenwereld zoals de Spartanen, lieten de Atheners buitenstaanders vrij rondlopen in de stad, zelfs in oorlogstijd, vaak ten voordele van de stad. (Sommige van de bekendste sofisten, bijvoorbeeld, waren in het buitenland geboren.)

Het was een deel van wat Athene tot Athene maakte – openheid voor buitenlandse goederen, nieuwe ideeën en, misschien wel het belangrijkst, vreemde mensen en vreemde ideeën.

De stad had meer dan haar deel aan prominente excentriekelingen van eigen bodem. Hippodamus, de vader van de stedenbouw, stond bekend om zijn lange haar, dure sieraden en goedkope kleding, die hij nooit veranderde, winter of zomer. De Atheners bespotten Hippodamus om zijn excentriciteiten, maar toch gaven ze hem de belangrijke taak om hun havenstad, Piraeus, te bouwen. De schrijver Diogenes, die regelmatig de beroemde en machtige mensen belachelijk maakte, woonde in een wijnvat; de filosoof Cratylus, vastbesloten zichzelf nooit tegen te spreken, communiceerde slechts door middel van eenvoudige gebaren.

Ten dan was er die grootste van de Atheense zonderlingen, Socrates. Nooit eerder of sindsdien zijn een man en een stad zo perfect op elkaar afgestemd geweest. Excentriek, blootsvoets en koppig, bekleedde Socrates die onzekere positie die alle genieën hebben, tussen insider en buitenstaander. Hij stond ver genoeg van de mainstream om de wereld met een frisse blik te bekijken, maar toch dicht genoeg erbij dat zijn inzichten weerklank vonden. Socrates hield van Athene en zou nooit overwegen ergens anders te leven of te sterven. Nadat hij beschuldigd was van verdorvenheid en het “corrumperen van de jeugd”, kreeg hij de keuze tussen Athene verlaten of geëxecuteerd worden. Hij koos voor het laatste.

Socrates wordt herinnerd als een groot filosoof, maar hij was in de eerste plaats een conversatieliefhebber, een pionier op het gebied van conversatie als een middel tot intellectuele verkenning. Een van zijn favoriete bezigheden was, net als veel andere Atheners, het symposium – letterlijk “samen iets drinken” – waar het vermaak, volgens de historicus Robert Flacelière, bestond uit “alles van goede gesprekken en intellectuele puzzelspelletjes tot muziek, dansende meisjes en soortgelijke prikkelingen”. Op deze bijeenkomsten werd ook eten geserveerd, maar dat was bijna het punt niet. De Atheners waren geen fijnproevers – de meeste mensen, ongeacht hun sociale status, waren tevreden met een homp brood, uien en een handjevol olijven. Over het geheel genomen was hun calorie-inname opmerkelijk laag. Aristophanes, de satiricus, schreef het magere Atheense dieet toe aan het slank houden van hun lichaam en het scherp houden van hun geest.

En natuurlijk was geen symposium compleet zonder wijn, en veel wijn. Hoewel de oude Grieken enthousiast waren over gematigdheid, brachten ze het zelden in praktijk. Gematigdheid werd beschouwd als een doel, niet als een middel; ga tot genoeg uitersten, dachten ze, en uiteindelijk heffen ze elkaar op. Ze waren avontuurlijker dan hun macht, en durfden meer dan hun oordeel,” zoals Thucydides het uitdrukte, en even extreem in hun enthousiasme voor hun thuis. Kijk eens naar deze branie van de komische dichter Lysippus: “Als je Athene niet gezien hebt, ben je een dwaas; als je het gezien hebt en er niet door getroffen bent, ben je een ezel; als je blij bent om weg te gaan, ben je een pakpaard.”

Misschien is elke plaats van genialiteit even overijverig. Misschien blijven ze daarom nooit lang bestaan.

In 1944 theoretiseerde een antropoloog, Alfred Kroeber, dat cultuur, en niet genetica, genieclusters als Athene verklaarde. Hij had ook een theorie waarom deze gouden tijden steevast uitdoven. Elke cultuur, zei hij, is als een kok in de keuken. Hoe meer ingrediënten ze tot haar beschikking heeft (“culturele configuraties” noemde hij ze), hoe groter het aantal mogelijke gerechten dat ze in elkaar kan flansen. Maar uiteindelijk loopt zelfs de best gevulde keuken droog. Dat is wat er met Athene is gebeurd. Tegen de tijd van Socrates’ executie, in 399 v. Chr., was de kast van de stad leeg. Haar “culturele configuraties” waren uitgeput; het enige wat zij nu nog kon doen was zichzelf plagiëren.

De Atheners bespoedigden ook hun ondergang door toe te geven aan wat een historicus “een sluipende ijdelheid” noemt. Uiteindelijk draaiden ze hun opendeurpolitiek om en schuwden buitenlanders. Huizen werden groter en opzichtiger. Straten werden breder, de stad minder intiem. Mensen ontwikkelden een gourmet smaak. De kloof tussen rijk en arm, burger en niet-burger, werd groter, terwijl de sofisten, die hun verbale acrobatiek aan de man brachten, aan invloed wonnen. Academici gingen minder op zoek naar de waarheid en meer naar het ontleden ervan. Het eens zo bruisende stadsleven degenereerde.

Hoewel ze niet wisten dat hun tijd onder de zon zo kort zou zijn, wisten de Atheners wel, zoals hun befaamde historicus Herodotus ooit opmerkte, dat “het menselijk geluk nooit lang op dezelfde plaats blijft”. En dat geldt blijkbaar ook voor genialiteit.

Dit artikel is overgenomen uit het boek van Eric Weiner, The Geography of Genius: A Search for the World’s Most Creative Places, from Ancient Athens to Silicon Valley.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.