Werken leugendetectors eigenlijk wel?

© allanswart/iStock.com

Een vast onderdeel van misdaadprogramma’s op televisie is het beeld van een verdachte die zenuwachtig zweet in een verhoorkamer terwijl de rechercheurs een leugendetectortest gebruiken om te bepalen of de verdachte onschuldig of schuldig is. De polygraaf, die in deze televisieprogramma’s vaak wordt getoond als een trefzekere manier om iemands schuld vast te stellen, is in de volksmond beter bekend als een “leugendetector”, omdat hij tot doel heeft mensen op een leugen te betrappen. Maar is de leugendetector wel zo nauwkeurig als ons door de popcultuur wordt voorgespiegeld? Kortom: “leugendetector” is misschien niet de beste bijnaam voor de polygraaf.

Polygraaftests meten de transpiratie, de polsslag en andere fysiologische factoren van de persoon die wordt getest. Op deze manier zijn polygraaftests nauwkeurig in het meten van wat ze geacht worden te detecteren: nerveuze opwinding. Wanneer een persoon een polygraaftest ondergaat, begint de testleider met het stellen van twee soorten controlevragen: vragen die de persoon naar waarheid moet beantwoorden en vragen die de persoon met een leugen moet beantwoorden (vaak zal de testleider de proefpersoon vragen een getal op te schrijven en dan vragen: “Hebt u 1 opgeschreven?” “Hebt u 2 opgeschreven?” enzovoort om de gewenste antwoorden te verkrijgen). Op die manier kunnen, wanneer de testleider later meer relevante vragen stelt, de fysiologische reacties van de proefpersoon worden vergeleken met de reacties op de controlevragen om te bepalen of de proefpersoon al dan niet de waarheid spreekt.

Het is echter mogelijk voor mensen om zichzelf opgewondener te laten reageren, zelfs wanneer zij vragen naar waarheid beantwoorden. Als de controlevragen niet nauwkeurig weergeven hoe de persoon reageert wanneer hij liegt, is het voor de beheerder moeilijker om bij het beantwoorden van relevante vragen definitief te beslissen of de persoon al dan niet liegt. Dus, hoewel de polygraaf effectief kan zijn in het meten van fysiologische factoren die geassocieerd worden met nerveus zijn, betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat het altijd in staat is om onderscheid te maken tussen een persoon die liegt en een persoon die de waarheid vertelt.

De wetenschap dat het mogelijk is om de resultaten van een polygraaftest te manipuleren, maakt de polygraaf als leugendetector op zichzelf tamelijk onbetrouwbaar. Bovendien meet de leugendetector fysiologische factoren die niet alleen verband houden met liegen, maar ook met zenuwachtig zijn – een gevoel dat men vaak ervaart wanneer men wordt ondervraagd. Daarom vertrouwen politiemensen de laatste jaren niet meer volledig op polygraaftests als definitief bewijs van iemands onschuld of schuld. Over het geheel genomen is het belangrijk om rekening te houden met de kans op fouten bij het onderzoeken van de resultaten van een polygraaftest, maar het is mogelijk om iemand op een leugen te betrappen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.