Wolfspin

Beschrijving

Er zijn veel verschillende soorten wolfspinnen, die zo genoemd worden omdat ze actief jagen en hun prooi opjagen. De meeste soorten zijn donkerbruin of grijs van kleur met zwarte, grijze, oranje of bruine aftekeningen. Wolfspinnen hebben drie rijen ogen – de bovenste rij van twee zijn middelgroot, de middelste rij bestaat uit twee grote ogen en daaronder zit een rij van vier kleinere. Deze geven de spin een uitzonderlijk goed gezichtsvermogen om haar prooi te spotten en te vangen. Zijn lichaam is relatief behaard, en de poten zijn lang. Het mannetje kan tot 20mm lang worden en het vrouwtje tot 35mm. Wolfspinnen worden over het algemeen niet als gevaarlijk beschouwd. Er zijn echter gevallen bekend waarbij beten van wolfspinnen de oorzaak zijn geweest van een zich uitbreidende huidzweer die bekend staat als necrotisch archnadisme. Deze ziekte wordt waarschijnlijk veroorzaakt door bacteriën die de beetwond infecteren en niet door het eigenlijke gif van de spin.

Habitat

Wolfspinnen komen voor in een groot aantal habitats, waaronder open bosgebieden, graslanden en bossen. Veel soorten verblijven in holen, die ongeveer 25 cm diep zijn. Deze worden moeizaam uitgegraven met behulp van de giftanden van de spin. Verschillende soorten wolfspinnen komen veel voor in particuliere tuinen en ’s nachts zijn met een zaklantaarn vaak grote aantallen reflecterende ogen te zien die de achtertuin afspeuren naar geschikte prooidieren.

Dieet

De wolfspin eet krekels, andere spinnen, mieren, sprinkhanen en vele andere soorten kleine ongewervelde dieren. Grote soorten nemen ook wel eens kleine hagedissen en kikkers. Hij zoekt zijn voedsel meestal ’s nachts.

Reproductie

De mannelijke wolfspin lokt het vrouwtje door met zijn pedipalpen en voorpoten in de lucht te zwaaien. Als deze signalen op de juiste manier worden gegeven, beschouwt het vrouwtje het mannetje niet als de volgende potentiële maaltijd. Na de paring produceert het vrouwtje een zijden mat waarin ze ongeveer 100 eitjes legt. De zijde wordt dan tot een beschermende bal gerold, die zij aan haar achterlijf vastmaakt en met zich meedraagt tot de eieren uitkomen. Na het uitkomen kruipen de baby’s op de rug van de moeder en blijven daar tot hun vetreserves zijn opgebruikt en ze hun eigen voedsel moeten gaan zoeken, wat enkele maanden kan duren.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.